20 sep Olé, Cascamorras!
Sommigen prefereren zwart. Anderen nemen liever groene, gele of bruine verf en beschilderen zich daarmee van top tot teen. Vijfhonderd jaar geleden ontaarde een conflict tussen twee pastoors in het volksfeest ‘El Cascamorras’. Jaarlijks wordt het in het Zuid-Spaanse dorpje Guadix gevierd. Bezoekers worden vooraf gewaarschuwd. ‘Pas maar op, om zeven uur wordt iedereen helemaal gek.’
tekst Marie Louise Schipper
foto’s Leo Erken
Hun ogen glanzen in de bruinbeschilderde gezichten. Vier jongens dragen in hun handen tankjes verf. Of het nu om auto’s, treinen of toevallige passanten gaat, iedereen wordt onder gespoten. In het dal ligt het centrum van het stadje te blakeren in de zon. Ook van de overkant komen ze te voet aangelopen, een menigte zwarte, donkergroene en donkerbruine gestalten. In nog geen uur tijd hebben zich honderden mensen rond het spoorlijntje verzameld.
De buurtbewoners zijn niet gelukkig met de viering van het volksfeest Cascamorras. Sommigen hebben een stok of een knuppel bij zich om de jongeren op afstand te houden. Het stoepje voor vier huizen van de nabijgelegen Avenida de la Estación is afgezet met rood-wit gestreept plastic lint. Achter die lijn hebben de bewonders zich verschanst. Voor hen is 9 september een dag van ergernis. ‘Dit is geen feest, dit is één grote rotzooi’, zegt een oudere dame in het zwart. ‘Wie maakt straks de boel weer schoon?’ Het is inmiddels kwart voor zeven. ‘Pas maar op, om zeven uur barst het los’, zegt de koster van het kapelletje de Sagrado Corazon. ‘Dan wordt iedereen gek.’ Ook hij heeft een stok in zijn handen en deelt af en toe een prik uit naar jongeren die zich te buiten dreigen te gaan aan verfspuiterij. ‘Ik heb nooit aan Cascamorras meegedaan. Ook niet toen ik jong was.’
Over de achtergrond van het feest zijn de meningen verdeeld. Over één ding is men het eens: het is allemaal begonnen met het beeld van de Heilige Maagd van Barmhartigheid. Tijdens de Moorse overheersing in Zuid-Spanje (790-1492) werd dit beeldje tussen Guadix en het nabijgelegen Baza begraven teneinde vernietiging te voorkomen. In 1490 groef landarbeider Juan Pedernel het beeldje bij toeval op. Volgens de koster werd het beeld door de pastoors van zowel Guadix als Baza opgeeist. ‘Op een dag kregen ze ruzie. De pastoor uit Baza gooide zelfs met zand. Vijf pastoors uit naburige dorpen moesten bemiddelen. Toen werd besloten dat het beeldje tussen beide gemeentes zou rouleren. De rust was helaas van korte duur. Op een gegeven moment wilde de pastoor uit Guadix het beeldje niet meer teruggeven. Nu staat het hier in de kerk van San Miguel.’
Volgens de legende moet een knappe, sterke jongeman uit Baza het beeld heroveren. Op zijn tocht naar Guadix wordt hij belaagd door jongeren die hem met teer, tomaten en aardappelen bekogelen. Als hij onverrichterzake terugkeert naar Baza, wacht hem daar hetzelfde lot omdat hij er niet in is geslaagd het beeld terug te brengen. Die jongen wordt de Cascamorras genoemd: hij die slaat met een knuppel. Tegenwoordig is het beeld niet meer het uitgangspunt van het volksfeest, het spel van de Cascamorras is het belangrijkst. Om dat goed te kunnen beoordelen, is zelfs een vereniging in het leven geroepen. De Hermandad del Cascamorras is een broederschap die beslist wie de hoofdrol mag spelen. De Cascamorras moet aan de volgende voorwaarden voldoen: begin twintig zijn en goed kunnen acteren. Dit jaar werd na zorgvuldig beraad Heriverto Amescua uitgekozen. Het optreden van de Cascamorras van vorig jaar was volgens kenners niet zo’n succes. Die was niet in staat om de menigte te bespelen.
Als om zeven uur met vier geweerschoten het startsein wordt gegeven, duikt Cascamorras als uit het niets op. Hij jaagt de menigte op die scandeert: ‘Olé, olé, olé, olé, Cascamorras, Cascamorras!’ Als zij schreeuwen: ‘Ben jij wel de Cascamorras?’, zwaait hij vervaarlijk met zijn stok en stuift de groep uiteen. Keurig gekapte dames van middelbare leeftijd maken zich uit de voeten. Een harde wind steekt op en door het opwaaiende stof krijgt het schouwspel een extra dimensie. Als na tien minuten de eerste flats in zicht komen, blijft de menigte plotseling staan. Bewoners staan op balkonnetjes toe te kijken. Als de massa ‘agua!, agua!, agua!’, scandeert worden totaal onverwacht van drie en vier hoog emmers water gegooid. Cascamorras jaagt de groep op die opnieuw uitdagend roept: ‘Ben jij wel de Cascamorras?’ Bij de volgende flat wordt het ritueel herhaald. Na verloop van tijd heeft iedereen hetzelfde roestbruine uiterlijk. Als even voor achten de menigte de trappen van de San Miguel kerk beklimt, zwaait Cascamorras voor de laatste keer met zijn stok. De menigte juicht. De laatste emmers water worden omgekeerd. Als Cascamorres uiteindelijk in een bijgebouwtje verdwijnt, is het feest net zo snel afgelopen als het begonnen is. Wederom worden vier schoten afgevuurd. Een man ziet zijn zoontje, loopt naar hem toe en pakt hem bij de hand, klaar om naar huis te gaan. De moeder lacht. Maar het kind kijkt angstig op, het herkent vader niet. Een paar meter verderop lopen twee jongens. Zij zijn nog steeds in de ban van het spel. Eentje zwaait met een stok waaraan een in verf gedrenkte bal hangt. ‘Cascamorras, Cascamorras, olé, olé, olé’, joelt de ander. Het feest is voor hen nog niet voorbij.
Copyright Schipper/Erken/NL12/1999.
Geen reactie's